Een onderwijshervorming op speed: waar is het draagvlak? | UCLL

Maandag start een haastklus die het Vlaamse onderwijslandschap voor decennia zal bepalen. In amper een maand tijd moeten nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs worden vastgelegd. Die snelheid staat in schril contrast met de complexiteit van kwaliteitsvol onderwijs en roept grote zorgen op. Want hoe kan een hervorming met zo’n ingrijpende impact standhouden zonder breed draagvlak?

Een kerncommissie, helemaal samengesteld uit experten op het vlak van kennisrijke curricula, heeft de touwtjes in handen. Deze commissie stuurt zelfgekozen specialisten aan die gedetailleerde leerlijnen voor diverse vakken uitwerken. Het resultaat? Een kerncurriculum dat scholen verplicht moeten implementeren.

Omwille van ‘urgentie’ kiest de regering ervoor om slechts één adviesorgaan te raadplegen: een kerncommissie bestaande uit twee Vlamingen en enkele internationale onderwijsexperten. Vijf jaar geleden werkten we nog met negen commissies om zowel breed te consulteren als om gedragenheid te creëren.
 

Een eenzijdige visie op onderwijskwaliteit

Hiermee wordt slechts één benadering van kwaliteitsvol onderwijs in ogenschouw genomen, terwijl andere perspectieven worden genegeerd. Een kennisrijk curriculum klinkt hip en vooruitstrevend, maar laten we eerlijk zijn: dit impliceert dat ons huidige onderwijs kennisarm is.

Dat is een klap in het gezicht van de vele leraren die dag in, dag uit werken aan kennisopbouw, verdieping en verbinding. Bovendien suggereert het dat kennis het enige doel van onderwijs is. Is onderwijs nu een productiesysteem die werknemers voortbrengt of is onderwijs een vorm van dienstverlening die mensen toerust voor het leven in een steeds veranderende maatschappij met grote uitdagingen?
 

Onderwijskwaliteit omvat veel meer dan een curriculum

Het Vlaams referentiekader voor onderwijskwaliteit benoemt 37 kwaliteitsverwachtingen voor scholen. Een samenhangend curriculum, met geëxpliciteerde doelen dat streeft naar zoveel mogelijk leerwinst bij elke lerende zijn 3 van deze verwachtingen. 

Onderwijskwaliteit draait dus niet alleen om het curriculum. Het is een samenspel van factoren: een gedragen schoolvisie ondersteund door een sterk onderwijskundig en participatief beleid, een goed functionerend team dat kansen krijgt tot doeltreffende professionalisering, een leer- en leefomgeving en een sobere en financieel gezonde onderwijsorganisatie aansluitend op de te bereiken doelen, …  

Tal van scholen tonen aan dat net deze elementen bijdragen aan goed onderwijs, niet zozeer het louter sleutelen aan het curriculum. Omgekeerd kan het curriculum nog zo uitgekiend zijn maar wanneer het niet gedragen wordt door het schoolteam, niet aansluit bij de visie en cultuur van de school en de leraren geen kansen tot echte professionalisering krijgen dan zal de leerwinst bij de kinderen gering zijn. 

Een curriculum is pas motiverend en leerzaam als het aansluit bij de realiteit en de context van scholen, niet als het wordt opgelegd in gestandaardiseerde richtlijnen. Leerkrachten moeten de autonomie behouden om dit zelf te bouwen. Zij zijn dé onderwijsprofessionals, zij zijn geen uitvoerders van beleid, maar de drijvende kracht achter goed onderwijs. 

Kunnen huidige curricula beter?

Dat nog niet alle scholen voldoende leerwinst halen is een feit. Zowel het lerarentekort en -verloop, de stijgende diversiteit, de weinige tijd om echt samen te werken en te professionaliseren als team zijn maar enkele factoren die maken dat scholen er niet altijd in slagen om een onderbouwd curriculum te maken. Sommige leraren en lerarenteams vragen naar bijvoorbeeld meer kapstokken op het vlak van kennisinhouden en op het vlak van didactiek. Deze scholen vragen echter niet om één van hun paradepaardjes af te nemen maar vragen tijd en begeleiding om juist samen krachtiger te worden.

Zonder een fundamenteel en democratisch debat over kennis bestaat de kans dat onderwijs gebruikt wordt voor politieke of andere doeleinden.

Welke kennis geven we leerlingen mee?

Natuurlijk is kennis belangrijk – daarover bestaat geen discussie. In school staat leren centraal. Maar de echte vraag is: welke kennis willen we onze leerlingen meegeven zodat ze zich staande kunnen houden in een complexe wereld? 

Zonder een fundamenteel en democratisch debat over die kennis en hoe die optimaal wordt aangeboden bestaat de kans dat onderwijs gebruikt wordt voor politieke of andere doeleinden. Een eenzijdige invulling kan leiden tot een zeer beperkte en bevooroordeelde kijk op de wereld. Dit debat moet breed worden gevoerd, met inspraak van volledige schoolteams, en niet enkel door een kleine groep Vlaamse en internationale experten. Dat vraagt tijd en ruimte – precies wat in de huidige aanpak ontbreekt.

Hervormingen zonder dialoog zijn gedoemd te mislukken

Doordachte onderwijshervormingen vereisen een grondige dialoog. Als we écht willen investeren in onderwijskwaliteit, moet de aanpak breder zijn dan een gehaaste, top-down opgelegde curriculumherziening. Beleidsmakers lijken te vergeten dat onderwijshervormingen – hoe noodzakelijk en urgent ook – geen kwestie is van technocratische checklists in recordtempo afvinken. Duurzaam onderwijsbeleid vraagt tijd, overleg en een doordachte, integrale aanpak. 

In juni 2024 werd, na een zorgvuldig proces van een jaar, een set nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs voorgesteld. Nu worden de aanbevelingen van die valideringscommissie genegeerd en door Dirk Van Damme zelfs benoemd als "halfslachtig werk, vol foute compromissen", terwijl wij weten dat die commissie kwaliteitsvol werk heeft geleverd, op basis van oprechte aandacht en waardering voor alle perspectieven.

Hoe kunnen we verwachten dat leraren zich achter deze hervorming scharen als ze nauwelijks inspraak krijgen in het proces? Zonder draagvlak bij de mensen in de klaslokalen stort elke hervorming vroeg of laat in. En wie betaalt de prijs? Onze leerlingen.

Greet Decin
Programmadirecteur Lerarenopleiding Hogeschool UCLL

greet.decin@ucll.be

Ook interessant