Kruimelpad
Vlaamse toetsen: kwaliteit met tunnelvisie
Opleidingsverantwoordelijke Lerarenopleiding Secundair Onderwijs, Steven Verjans, reageerde afgelopen weekend op een eerder verschenen commentaarstuk in De Standaard over de 'Vlaamse toetsen'.
Zijn lezersbrief verscheen in een verkorte versie in de krant.
Hieronder leest u de volledige bijdrage.
De chef binnenland van De Standaard maakt in haar commentaar van donderdag 10 februari dezelfde denkfout als haar Limburgse collega in een commentaar 6 weken geleden. De populistische titel van het stuk laat uitschijnen dat scholen schrik hebben van openbaarheid, of dat scholen iets te verbergen hebben, maar dat is zeker niet het geval. Waar scholen, leerkrachten en lerarenopleiders wel schrik van hebben, is dat men de kwaliteit van scholen één-op-één gaat reduceren tot de resultaten van leerlingen op de Vlaamse toetsen. Er is hier echt geen sprake van een corporatistische reflex zoals uw journalist betoogt, maar van een gemeende schrik voor een afrekenmechanisme op basis van een extreem enge tunnelvisie op onderwijskwaliteit.
Onderwijs is een complex gegeven, dat echt niet zomaar meetbaar is aan de hand van enkele toetsen. Resultaten van centrale toetsen voor Nederlands of wiskunde kunnen vast de interne kwaliteitszorg in een school versterken, maar enkel als onderdeel van één van de vele indicatoren die bijdragen aan het complexe kwaliteitsbeeld van een school. De Vlaamse overheid heeft zestien sleutelcompetenties geformuleerd die leerlingen doorheen hun schoolloopbaan moeten realiseren. Nederlands en wiskunde zijn slechts twee van die zestien sleutelcompetenties, en de Vlaamse toetsen bestrijken slechts een klein deel van die twee competenties. Bovendien zijn dergelijke toetsresultaten altijd een momentopname, houden ze geen rekening met beginsituatie of context van de leerlingen, en bevoordelen ze leerlingen met een sterke sociaaleconomische achtergrond. Daarom moeten de resultaten van centrale toetsen met heel veel omzichtigheid behandeld worden en een plek krijgen in het geheel van de evaluatie van de onderwijsleerpraktijk in een school.
Als je als samenleving een goed beeld wil hebben van de onderwijskwaliteit van een school, zijn resultaten van centrale toetsen een waardeloos en schadelijk instrument, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het doorlichtingsverslag dat door de onderwijsinspectie wordt opgeleverd. De onderwijsinspectie voert sinds enkele jaren doorlichtingen uit op basis van een breed gedragen onderzoekskader voor onderwijskwaliteit. Dat kader bestudeert een school net vanuit veel aspecten, als een samenhangend geheel binnen een complexe context. Een doorlichtingsverslag geeft daarom een veel representatiever beeld van de onderwijskwaliteit van een school dan de resultaten van centrale toetsen. Daarom zal de grote meerderheid van scholen ook echt geen schrik (meer) hebben van het openbaar maken van doorlichtingsverslagen.
Uw commentaarschrijver vergelijkt de situatie met de ziekenhuissector, waar de verslagen van de zorginspectie publiek bekend gemaakt worden en daardoor als bron kunnen dienen voor een publiek debat en het uitwisselen van good practices. Maar toch vraagt uw journalist niet om de kwaliteit van ziekenhuizen enkel te beoordelen op basis van bijvoorbeeld het aantal pijnlijke prikken dat patiënten ontvangen tijdens een ziekenhuisverblijf, en dringt ze niet aan op het bekend maken van tabellen met de aantallen pijnlijke prikken per ziekenhuis.
Vreemd genoeg verlangt ze dit wel van het onderwijs, met als argument dat “onderzoeken in verschillende landen [aantonen] dat centrale toetsen leiden tot leerwinst.” Maar ook dat is erg kort door de bocht. De onderwijssystemen in de OESO-landen die meedoen aan bijvoorbeeld het PISA-onderzoek zijn zo uiteenlopend dat een vergelijkend onderzoek weinig betekenisvol is. Ook de manier waarop men centrale toetsen hanteert, is erg uiteenlopend in de deelnemende landen. Meer zelfs, een oppervlakkige kijk op het PISA-onderzoek van 2015 toont dat tien van de twaalf landen met centrale toetsen slechter scoren dan Vlaanderen voor wiskunde, en slechts twee van de twaalf scoren beter dan Vlaanderen. Maar ook in die twee landen is de score van 2015 lager dan de periode ervoor
Jammer dat De Standaard op deze ongenuanceerde manier opnieuw publieke twijfel zaait over de goede intenties van de onderwijssector, en duizenden bevlogen leerkrachten en directieleden onterecht beschuldigt van corporatisme en geheimdoenerij. En waarom? Omdat het onderwijsveld vanuit een authentieke en weldoordachte bezorgdheid de samenleving willen behoeden voor een desastreus ingreep en hierover een ernstig debat ten gronde wil voeren?
Met vriendelijke groet,
dr. Steven Verjans, opleidingsverantwoordelijke lerarenopleiding secundair onderwijs, Hogeschool UC Leuven-Limburg